Blog
Geen lelieteelt meer uit voorzorg?
Door : Michiel de GrooteDatum : 22.05.2024 17:05:04
GEEN LELIETEELT MEER UIT VOORZORG?
Het telen van bloembollen is in ons land big business. Na tulpen worden lelies het meest gekweekt. In de lelieteelt worden relatief veel bestrijdingsmiddelen gebruikt. Tot wel 18 keer zoveel als bij aardappels. Het gaat dan om een cocktail van middelen, welke cocktail regelmatig moet worden gesproeid over het veld. Bijna een jaar geleden (zomer 2023) zagen we een kort geding en het daarop volgende hoger beroep over een verbod op lelieteelt. Dat wil zeggen, omwonenden probeerden via de rechter te voorkomen dat een teler lelies ging kweken op het veld in hun buurt. Zo wilden zij voorkomen dat ze werden blootgesteld aan een frequent overwaaiende wolk van bestrijdingsmiddelen. Bij de kort gedingrechter in eerste aanleg lukt dit zowaar. Maar in hoger beroep werd dit teruggedraaid en mocht de teler alsnog zijn gang gaan, zij het met een beperkt aantal middelen. In het voorjaar van 2024 speelde er opnieuw een kort geding, waarin omwonenden poogden het spuiten van bestrijdingsmiddelen door een lelieteler te voorkomen. Deze zaak speelde zich af in Limburg. Ditmaal oordeelde de kort gedingrechter dat er niet mocht worden gespoten. Dat is opvallend, want in 2023 achtte het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden een verbod op het spuiten in een vergelijkbare kwestie zoals gezegd niet nodig (zie ook dit blog). Het haalde zelfs het nieuws. Hoe zit het nu precies?
Het juridische kader
Het is de vraag of het gebruik van cocktails van bestrijdingsmiddelen onrechtmatig is jegens de eisende partijen (de omwonenden). Ook al zijn die bestrijdingsmiddelen goedgekeurd door de toezichthoudende instantie (het Ctgb). Bij de kort gedingrechter kan worden geëist dat die (gestelde) onrechtmatige gedraging niet mag plaatsvinden. Er wordt dus een verbod gevraagd aan de rechter, bijvoorbeeld op straffe van een (ten gunste van de eisende partijen) te verbeuren civielrechtelijke dwangsom. Maar wanneer is iets onrechtmatig? Dat staat in artikel 6:162 lid 2 BW. Er kan door de gewraakte gedraging sprake zijn van een inbreuk op een recht, bijvoorbeeld het eigendomsrecht. Een andere optie is dat het handelen (of nalaten) in strijd is met een wettelijke plicht, bijvoorbeeld met regels over bestrijdingsmiddelen. De derde optie houdt in dat de handeling strijdig is met de maatschappelijke zorgvuldigheid.
Het ‘construeren’ van onrechtmatigheid bij lelieteelt
De kort gedingrechter moet beoordelen of er in een concreet geval een onrechtmatige gedraging vast te stellen is. De eisers in de zaak uit 2023 zoeken de onrechtmatigheid in een schending van een zorgplicht uit de Wet gewasbeschermingsmiddelen. Die zorgplicht is echter niet te relateren aan telers die middelen spuiten en daarmee de gezondheid van omwonenden bedreigen. De zorgplicht ziet eerder op het niet veroorzaken van bodem- en oppervlaktewaterverontreiniging bij (on)zorgvuldig gebruik van de middelen. En dat laatste speelde niet, aldus het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in 2023. De eisers hadden echter nog een andere redenering. De teler zou (ook) het voorzorgsbeginsel hebben geschonden. Deze stelling achtte het gerechtshof eveneens onjuist. En dat is belangrijk om te noemen, want de Limburgse kort gedingrechter grijpt dit beginsel juist wel aan om de lelieteler het spuiten te verbieden. Het voorzorgsbeginsel schenden betekent dat er ofwel wordt gehandeld in strijd met een wettelijke plicht ofwel wordt gehandeld in strijd met de maatschappelijke zorgvuldigheid. De rechter kan dus het voorzorgsbeginsel gebruiken om de onrechtmatige handeling van de lelieteler te construeren. Als de rechter dat op z’n plaats vindt tenminste.
Het voorzorgsbeginsel nader bekeken
Dit beginsel is een van de uitgangspunten van de Europese Unie en het is genoemd in artikel 191 lid 2 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Het beginsel houdt vrij vertaald in dat handelingen die mogelijk schade aan mens of milieu kunnen veroorzaken en waarover nog geen wetenschappelijke consensus is, niet mogen plaatsvinden. Een soort van ‘better safe than sorry’. Het gerechtshof oordeelde in 2023 dat niet voldoende was aangetoond, dat het gebruik van de bestrijdingsmiddelen daadwerkelijk schadelijk was. Zelfs als je daar het voorzorgsbeginsel bij betrekt, dan nog achtte het gerechtshof niet voldoende aantoonbaar dat de middelen echt schadelijk konden zijn (zie punt 3.22 van het arrest). Het gerechtshof heeft dus gekoerst richting het oordeel om onvoldoende wetenschappelijk bewijs aan te nemen. Dit komt neer op een interpretatie of waardering van de aangeleverde bewijsstukken (een negentiental studies). Dan de Limburgse kort gedingrechter. Die lijkt in punt 5.6 van het vonnis alleen maar te kijken naar het voorzorgsbeginsel. Dat moet volgens mij niet als een zelfstandige grond worden gezien om gebruik van gewasbeschermingsmiddelen te verbieden. Het voorzorgsbeginsel zal zijn gebruikt als inkleuring van de onrechtmatige daad van de lelieteler door te spuiten. Hoe dan ook, waar het gerechtshof in 2023 rechtsaf ging, gaat men in Limburg in 2024 linksaf. Daarvoor zijn in vergelijking met een jaar ervoor twee stuks nieuwe munitie ingezet tegen de teler. Blijkbaar is er een emeritus hoogleraar toxicologie betrokken, die een deskundigenbericht heeft opgesteld. Dat deskundigenbericht wordt zwaar meegewogen. De strekking is dat er wel degelijk risico’s voor de volksgezondheid zijn, met name voor kinderen. Verder is er in 2023 een nieuwe studie uit Ecuador verschenen. De conclusie daarvan is vergelijkbaar. Kennelijk merk je bij jong volwassenen een verslechtering in taal- en leervaardigheden en valt er een hogere concentratie bestrijdingsmiddelen in de urine te meten. Al met al ziet de rechter in de Limburgse zaak met deze twee extra bewijsstukken wel degelijk gevaar voor de volksgezondheid van omwonenden (met name adolescenten). Met andere woorden, voor deze rechter is duidelijk dat niet kan worden uitgesloten dat door het spuiten uiteindelijk kinderen ziek kunnen worden. Toch spuiten is dan onrechtmatig jegens de omwonenden die het verbod op spuiten hadden gevorderd.
Belangenafweging
De kort gedingrechter treft een spoedvoorziening en betrekt altijd de wederzijdse belangen bij zijn uitspraak. De teler staat op 1-0 achter na de mening van de rechter over de onrechtmatigheid van het spuiten. Het belang van de eisers is duidelijk: ernstig gevaar voor de gezondheid. Het belang van de teler is ook duidelijk: hij wil zijn toekomstige bollenoogst veilig stellen. Dit commerciële belang weegt minder zwaar. Voor de teler zijn er alternatieve soorten te telen. Met de gezondheid valt echter niet te spotten. Er is met het luxeproduct dat de teler kweekt bovendien geen algemeen (voedsel)belang gediend. Als je kijkt naar de gezondheidsrisico’s van de manier waarop je de lelies teelt dan kunnen we misschien wel zonder, zo lijkt de rechter misschien wel te denken. En zodoende komt de rechter tot een verbod om de bestrijdingsmiddelen te gebruiken.
Tenslotte
Het is de vraag of dit vonnis in hoger beroep in stand blijft. Het is in ieder geval wel duidelijk dat er vanuit de wetenschap steeds meer kritiek is op bestrijdingsmiddelen wat betreft de volksgezondheid. In de toekomst zullen we nog wel meer rechtszaken gaan zien waarbij dit onderwerp een rol speelt. Zien we met de rechtspraak uit 2023 en 2024 misschien de eerste tekenen van een kentering?
Michiel de Groote, jurist en docent bij Waterschapsland